De renners kregen zo'n 120 kilometer voor de kiezen, verdeeld in plaatselijke rondes. In een zeer internationaal deelnemersveld kwam de eerste grote ontsnapping net voorbij halfweg koers.
De Noor Jon Rye-Johnsen zette de aanval op, en kreeg het gezelschap van tien anderen waaronder vijf Belgen. Jan van Dyck verdedigde de West-Vlaamse eer in de kopgroep.
De elf renners bleven samen voorop, terwijl de smalle wegen en strakke wind er een harde wedstrijd van maakten met gemiddeldes rond de 45 kilometer per uur. Uiteindelijk werd de race met een sprint beslecht en bleek Rye-Johnsen de snelste van het pak.