Samen verzamelden ze 30.200 schelpen en brachten ze hen op naam. De Kokkel of ‘hartschelp’ bleek de meest voorkomende soort te zijn, gevolgd door het Nonnetje, de Halfgeknotte strandschelp, de Mossel en de Amerikaanse zwaardschede. Meer dan 10% van alle schelpen behoort tot een exotische soort die hier ooit bewust of onopzettelijk werd ingevoerd. Van de meer dan honderd soorten ooit aan onze kust aangetroffen, konden 58 soorten worden getraceerd. De Kokkel, of hartvormige geribbelde soort, komt aan onze kust vooral als fossiel (grijs-blauw of oranje-bruin gekleurd) voor. Deze schelpen getuigen van het waddenachtige landschap dat onze kust kende in de voorbije honderdduizenden jaren. Interessant is ook dat een aantal schelpen duidelijk talrijker aanwezig waren aan de West- dan aan de Oostkust. Dat geldt voor de Amerikaanse zwaardschede, de Stevige strandschelp, de Tapijtschelp en de Rechtsgestreepte platschelp. Een andere bodemgesteldheid in het ondiepe kustwater is hiervan de oorzaak. De verzamelde info komt in een databank terecht waar wetenschappers mee aan de slag kunnen.